Kinderspel.

Ons gezin verhuisde naar een eensgezinswoning in een nieuwe wijk van het dorp. Het waren aanvankelijk de eerste huizen in deze nieuwe wijk. Rondom ons huis was nog de polder met weilanden, sloten en smalle zandweggetjes. Hier speelde ik met mijn nieuwe vriendjes: slootje springen, hutten bouwen. We waren zo nu en dan kwajongens. Op een dag zetten we het hek van een weiland open, joegen de koeien eruit, fietsten zo snel mogelijk naar de boer en vertelden, dat de koeien waren losgebroken. De boer vroeg ons te helpen de koeien weer terug in de wei te jagen. We zouden dan ieder een dubbeltje krijgen. We hielpen graag. Van het dubbeltje kochten we snoep bij Mieke van Drunen in het Spekstraatje.

In die tijd was ik ook bij de padvinderij. Zo nu en dan werd er aanspraak gemaakt op onze creatieve vermogens. Voor één van die gelegenheden maakte ik een liedje waarmee ik optrad voor een deskundige jury, waar ook de meester van de 4e klas van de school inzat. Het liedje heette: 'heer in het verkeer'. Ik won de eerste prijs en dit leidde tot een innige samenwerking met de meester. Elke donderdag na de lessen zaten wij samen in de klas. Hij achter zijn piano en ik op de stoel van de lessenaar erbij. We componeerden en zongen samen eigengemaakte liedjes. Het zijn nooit hits geworden.

Met andere vrienden voetbalde ik op een grasveld in de buurt. We richtten onze eigen voetbalclub op, RDV met de kleuren oranje en wit. Dit omdat we toevallig allemaal aan een oranje shirt of hemd konden komen. Van de contributie kochten we een bal. We speelden tegen elkaar, maar zo nu en dan tegen jongens uit een andere wijk. De club is een stille dood gestorven.

Ik had toen al een passie voor auto's. Samen met mijn vader zaten we urenlang langs de rijksweg, die toen nog dwars door het dorp liep. We telden de auto's met XX in het kenteken. Thuis had ik enkele Dinky toys en Matchboxes. Eén van mijn vriendjes had heel veel speelgoedautootjes, gespaard met boterzegeltjes. Daar speelde ik dus graag.

Mijn hele lagere schoolperiode heb ik gefietst op een Blue Bandfiets, door mijn moeder gespaard met de zegeltjes van het botermerk. In de zesde klas was ik uit het fietsje gegroeid, het stuur en zadel konden echt niet hoger. Toen ik naar de middelbare school ging kreeg ik een nieuwe fiets, die beter bij mijn maten paste. Er zat ook een snelheidsmeter en kilometerteller op. Ik waande me een wielrenner en in gedachten reed ik alle belangrijke wielerronden, zoals de Tour de France en de Acht van Chaam. Dit was meteen ook het begin van mijn passie voor wielrennen. Ik bezocht vanaf toen alle amateur- en profwielerrondes in de omgeving.

Mijn vader rookte shag en gebruikte daarbij vloeitjes van Mascotte. Op mijn aandringen ging hij Rizlavloeitjes gebruiken. Daar zaten plaatjes bij van vogels. Ik heb ze bijna allemaal verzameld, maar de IJsvogel heb ik nooit gevonden. Het is altijd een incompleet album gebleven.

 

Vakanties

Vroeger had mijn vader één week per jaar vakantie. We maakten dan dagtochtjes in de omgeving. Zo bezochten we natuurbad Surae, de Roestelberg, de dierentuin in Tilburg en een grote speeltuin bij het Lido in Waalwijk. Als we zo'n daguitje maakten, vertrokken we 's morgens vroeg per Solex. De lunchpakketten en een fles Exota in een tas. Mijn vader reed voorop en mijn moeder volgde zonder enige kennis van de route en de verkeersregels. Als mijn vader bij een groen verkeerslicht doorreed en het verkeerslicht sprong op rood tussen mijn vader en moeder, dan reed mijn moeder gewoon door. We verbleven dan de hele dag op de gekozen plek. Aan het einde van de dag keerden we weer terug. Onderweg stopten we bij een cafetaria en daar aten we patat en kreeg ik een flesje Hero cassis. Bij cassis krijg ik nog steeds een vakantiegevoel. 

Toen ik bij de welpen was, gingen we eenmaal per jaar op kamp naar Loon op Zand. Al weken van te voren was ik er mee bezig. Ik had geen heimwee als ik een week van huis was, maar als ik weer thuiskwam, dan huilde ik van heimwee. Mijn moeder dacht altijd dat dat kwam door de vermoeidheid.

Grote reizen waren er voor ons niet bij, maar ik luisterde graag naar de vakantieverhalen van mijn oom, die met zijn vrouw op de DKW-bromfiets naar Duitsland ging en daar avonturen beleefde. Ik droomde, dat ik ook zulke reizen maakte. Uren kon ik naar plaatjes kijken in een aftandse encyclopedie van vulkanen, pyramides en exotische stranden. Dat ik ze later zou zien, kon ik toen niet bevroeden.

Met mijn eigen kinderen gingen mijn vrouw en ik naar Denemarken en Frankrijk. Zeer tegen de zin van de kinderen trokken we van camping naar camping. Op het moment, dat de kinderen vriendjes hadden gemaakt, vertrokken we weer. Sommige dagen mochten de kinderen beslissen wat we gingen doen, andere dagen verkenden we de omgeving van de camping per fiets. Nog steeds vertelt mijn inmiddels volwassen dochter aan iedereen, dat zij in de vakantie altijd moest fietsen.