missie
Ik heb een belangrijke missie: een bijdrage leveren aan de verduurzaming van de wereld. Duurzaamheid is zo langzamerhand een containerbegrip geworden. Ieder heeft er zijn eigen definitie voor. Voor mij geen grootse omschrijvingen. Ik houd het gewoon bij 'dat wat goed is voor mens, dier en wereld'. Maar ook 'goed' is een relatief begrip. Waarvan nu verondersteld wordt, dat het goed is, behoeft dat helemaal niet te zijn en zeker niet in de toekomst, als wetenschap het goede van nu heeft achterhaald. Een voorbeeld hiervan: enkele eeuwen geleden dronken zelfs kinderen bier. Voor die tijd een heel gewone zaak, omdat schoon en drinkbaar water niet voorhanden was. Echter we zouden het in deze tijd ouders niet aanraden hun kinderen bier bij het eten te geven. Ik groeide op in de tijd van Joris Driepinter: drie glazen melk per dag dat doet het. Door Joris ben ik een grote melkdrinker geworden. Echter als ik nu een glas melk laat serveren, kijkt iedereen verbaasd en krijg ik de nadelen van melk opgesomd. De grote onzekerheid over de juistheid van duurzaam handelen is koren op de molen van de anti-beweging. De belangrijkste intentie van duurzaamheidsdenken is daarom niet het goed handelen, maar veeleer het bewust handelen. Hierbij worden bewuste keuzes gemaakt met de morele wil het goede te doen. Dat alleen al maakt het de moeite waard te streven naar een duurzame wereld.
Duurzaamheidsstatement
- Bij de aanschaf van een nieuwe auto overwegen we of we een elektrische auto kopen.
- We kopen alleen groene energie.
- We investeren in wind- en zonneënergie.
- We vliegen maximaal 1x per jaar.
- We beperken het eten van vlees tot max. 300 gr. per persoon per week.
- Bij vernieuwen van apparatuur kiezen we voor gasvrij.
- We kopen zoveel mogelijk bio-, fairtrade en andere eerlijke producten.
- We vermijden bewust zoveel mogelijk het gebruik van plastic. We bezien steeds of we plastic meerdere keren kunnen gebruiken.
Bijbelse ecologie
Adam is aangesteld geweest tot bewaking van de hof, om aan te tonen dat wij, hetgeen de Heere ons ter hand stelt, met dat doel bezitten, dat wij tevreden met een vruchtbaar en matig gebruik, het overige zouden bewaren. Die een akker bezit, moet dus de jaarlijkse vrucht trekken, en toezien dat hij de grond door zorgeloosheid niet laat uitgeput worden, maar hij moet er op toeleggen, om hem aan de nakomelingen over te leveren, zoals hij hem heeft ontvangen, of nog beter bebouwd. Laat hij zo de vruchten eten, zonder toe te laten dat iets door weelderigheid afvalt, of door verwaarlozing bederft. Zal echter onder ons die spaarzaamheid en vlijt ten opzichte van de goederen, die God ons te genieten gaf, heersen, dan moet elk bedenken, dat hij over alles wat hij bezit, de rentmeester Gods is. Zo zal het gebeuren, dat hij zich niet lichtzinnig gedraagt, noch door misbruik bederft, hetgeen God wil dat bewaard wordt.
(Calvijn)